Bij de overdracht van een onderneming aan kinderen zien we in de praktijk vaak dat de zakelijk adviseur met name aandacht heeft voor de fiscale faciliteiten. Om een goede gesprekspartner voor de ondernemer te kunnen zijn, is het daarnaast belangrijk inzicht te hebben in de juridische aspecten rondom bedrijfsopvolging. In dit artikel lees je hier meer over. Interessant leesvoer voor de zakelijk adviseur die ‘most trusted advisor’ voor zijn/haar klanten wil zijn!
Niet iedere ondernemer heeft een testament. Als er onduidelijkheid bestaat over wie de beoogd bedrijfsopvolger is, kan er bij overlijden discussie ontstaan over wie gerechtigd is tot de onderneming. Wanneer een erflater niets heeft geregeld en een van de kinderen vindt dat hij of zij gerechtigd is tot de onderneming, kan het kind (beoogd opvolger) een verzoek indienen bij de (kanton)rechter. Het kind kan vorderen dat de onderneming aan hem of haar moet toekomen. De rechter zal bij dit verzoek zowel rekening houden met de belangen van het kind als met de belangen van de overige erfgenamen. Het kind dat de onderneming wil voortzetten, moet het verzoek binnen een jaar na overlijden bij de rechter indienen.[1] Het verzoek kan zowel worden ingediend voor een IB onderneming als voor de aandelen in bijvoorbeeld een BV.[2]
De rechter kan beslissen dat het kind voor het verkrijgen van de onderneming een redelijke vergoeding moet betalen aan de overige erfgenamen. Deze redelijke vergoeding is wat anders dan de waarde in het economische verkeer. Bij een redelijke vergoeding wordt rekening gehouden met de belangen van het kind dat wil voortzetten. Dit kan leiden tot een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer.
Het komt regelmatig voor dat het kind dat de onderneming wil voortzetten, de andere erfgenamen niet kan betalen omdat hij of zij simpelweg het geld hier niet voor heeft. In dat geval kan het kind eisen dat de vergoeding in termijnen of na een bepaalde termijn wordt gedaan. De rechter zal dan bepalen dat het kind dat de onderneming overneemt rente betaalt en/of zekerheden stelt.[3] Indien de rechter een betalingsregeling treft, kan het kind dat overneemt bij onvoorziene omstandigheden een aanpassing van de betalingsregeling vorderen.[4] Let wel, een economische teruggang zal niet gauw worden gezien als onvoorziene omstandigheid.
Als zakelijk adviseur is het belangrijk om te weten dat er zonder testament onenigheid kan bestaan over de onderneming. Voorkom problemen en bespreek dit met je cliënten. Hieronder vind je een aantal belangrijke aandachtspunten voor het opmaken van een testament van de ondernemer.
Stel dat het kind inderdaad de onderneming krijgt toegewezen door de rechter en er verder geen vermogen is. De niet voortzettende kinderen zullen dan stellen dat zij worden benadeeld. In dat geval kunnen zij in ieder geval aanspraak maken op hun legitieme portie. De legitieme portie, oftewel het wettelijk erfdeel van een kind, is het gedeelte van de erfenis van de ouder waarop het kind altijd recht heeft. De legitieme portie is de helft van wat iemand zonder testament zou krijgen. In de situatie dat er geen langstlevende echtgenoot is, is de legitieme portie opeisbaar zes maanden na het overlijden van de erflater.[5]
De erflater kan echter in het testament bepalen dat de overnemer de overnamesom schuldig blijft aan de andere erfgenamen. Deze uitgestelde betaling kan effect hebben op de hoogte van de legitieme portie van de overige kinderen. Als de overname ernstig wordt bemoeilijkt, wordt de contante waarde van de vordering in mindering gebracht op de legitieme portie. Hiervoor is echter wel vereist dat de erflater dit in zijn testament heeft bepaald.[6]
Als de overnemer een marktconforme rente betaalt, is de contante waarde van de vordering gelijk aan de nominale waarde. Dit betekent dat als de vordering gelijk is aan de legitieme portie, de legitieme portie dus niet geschaad is. De niet voortzettende kinderen moeten in dat geval wachten op betaling van hun legitieme portie. De rechter kan bepalen dat de overnemer zekerheden moet stellen voor de uitgestelde betaling.[7]
In de van toepassing zijnde wetsartikelen wordt het verkrijgen van certificaten in een Stichting Administratiekantoor (STAK) niet genoemd. Door het certificeren van het ondernemingsvermogen kan de erflater er dus voor zorgen dat de bedrijfsopvolger de zeggenschap krijgt over de onderneming zonder dat de legitimarissen zich hier tegen kunnen verzetten. Een STAK kan worden opgericht bij testament.[8] De erfgenamen zijn in dat geval verplicht de stichting op te richten. Doen zij dat niet, dan erven zij niet.[9]
Bij de waardebepaling van de goederen uit de nalatenschap dien je in beginsel uit te gaan van de waarde in het economische verkeer, tenzij er sprake is van omstandigheden waarin eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat je van een andere maatstaf moet uitgaan. Zo’n omstandigheid kan zijn dat de voortzettende vennoten het bedrijf zouden moeten staken om de legitieme portie(s) en erfdelen te kunnen uitkeren. De rechtspraak voor deze situaties is erg summier. Rechtbank Haarlem heeft bijvoorbeeld geoordeeld dat er uitgegaan mag worden van de (lagere) agrarische waarde.[10]
Discussies over de waarde doen zich ook voor bij overdracht tijdens leven. Als de onderneming bij leven is overgenomen, kan de legitieme portie worden geschaad als het voortzettende kind een te lage prijs heeft betaald. Hierover is vaker geprocedeerd. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat overname tegen de (lagere) agrarische waarde geen schenking met zich meebrengt.[11]
Overdracht van de onderneming gebeurt vaak op basis van een overname- of verblijvingsbeding. Dit beding kan tot gevolg hebben dat de overname plaatsvindt tegen een lagere prijs dan de liquidatiewaarde. De Hoge Raad heeft beslist dat niet alleen het overname- of verblijvingsbeding in ogenschouw genomen moet worden, maar dat de hele overeenkomst moet worden bekeken.[12] Hierbij is bijvoorbeeld een meerwaarde clausule van belang.[13]
De erflater kan een legaat (al dan niet tegen inbreng) in zijn testament opnemen. Hiermee is het ondernemingsvermogen echter nog niet in het bezit van de overnemer. Andere erfgenamen zouden het toebedelen van het ondernemingsvermogen kunnen frustreren. De erflater kan er op verschillende manieren voor zorgen dat de overnemer het ondernemingsvermogen ook daadwerkelijk in bezit krijgt.
De erflater zou bijvoorbeeld het voortzettende kind als enig erfgenaam kunnen benoemen. Als erfgenaam treedt het kind in de voetsporen van de erflater en krijgt hierdoor het bezit van alle goederen van de erflater.[14] De andere kinderen kunnen dan een legaat krijgen voor hun erfdeel. Deze optie is wel vergaand.
Een andere (minder vergaande) mogelijkheid is de beoogde bedrijfsopvolger een legaat van het ondernemingsvermogen toe te kennen. Om ervoor te zorgen dat het kind dit vermogen ook in bezit krijgt, kan het kind tot ‘legaten executeur’ worden benoemd. Een legaten executeur is belast met het uitkeren van één of meer legaten en is bevoegd schulden van de nalatenschap te voldoen.[15] Doordat legaten ook schulden van de nalatenschap zijn, kan deze legaten executeur het legaat ook daadwerkelijk uitkeren.[16]
Als de ondernemer niet of onvoldoende heeft nagedacht over de bedrijfsopvolging, bieden de wet en de rechtspraak aanknopingspunten voor de beoogde bedrijfsopvolger. Als ‘most trusted advisor’ van de ondernemer ken je de belangrijkste juridische aspecten rondom bedrijfsopvolging en kun je de voordelen uitleggen van het opmaken van een testament waarin is bepaald tegen welke voorwaarden de beoogd bedrijfsopvolger de onderneming mag overnemen.
[1] Artikel 4:38 lid 4 BW
[2] Artikel 4:38 lid 2 BW
[3] Artikel 4:5 lid BW
[4] Artikel 4:5 lid 2 BW
[5] Artikel 4:81 lid 1 BW
[6] Artikel 4:74 lid 1 BW
[7] Artikel 4:74 lid 3 BW
[8] Artikel 4:135 lid 1 BW
[9] Artikel 4:135 lid 2 BW jo. 4:131 lid 1 BW
[10] Rechtbank Haarlem 16-12-2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7178
[11] Zie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19-12-2006, ECLI:NL:GHSHE:2006:BA1410 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13-08-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3755
[12] HR 4 maart 2005, NJ 2005,162
[13] HR 13-2-2004, NJ 2004,653
[14] Artikel 3:80 lid 1 BW en artikel 4:182 lid 1 BW
[15] Artikel 4:144 lid 1 BW
[16] Artikel 4:7 lid 1 sub h BW