Pensioen Dukers Baelemans
Terug naar het overzicht

Nieuw pensioenstelsel een stap dichterbij: Wetsvoorstel is naar de Tweede Kamer

Je hebt het vast al gelezen: op 30 maart is het Wetsvoorstel toekomst pensioenen (WTP) door minister Schouten aan de Tweede Kamer aangeboden ter behandeling. Daarmee is de realisatie van het in 2019 overeengekomen Pensioenakkoord weer een stap verder. Als de Tweede Kamer en daarna de Eerste Kamer dit jaar akkoord gaan, dan kan het nieuwe pensioenstelsel vanaf 2023 worden ingevoerd.

19-04-2022
Rinus Marinissen
8 minuten

Waarom moest er een nieuw pensioenstelsel komen?

Al vele jaren vindt men dat ons huidige pensioenstelsel verouderd is en daarom nodig vernieuwd moet worden. De arbeidsflexibiliteit is enorm toegenomen, want tegenwoordig wordt er veel vaker van werkgever gewisseld dan vroeger. Het huidige pensioenstelsel is hiervoor niet flexibel genoeg. Daarnaast kleeft er aan het voordeel dat jong en oud een min of meer gelijk pensioen opbouwen ook een nadeel: door het systeem van de “doorsneepremie” betalen jongeren behoorlijk mee aan de pensioenen van ouderen.

En verder is er de dekkingsgraadproblematiek: door de toegenomen levensverwachting en de sterk gedaalde (reken)rente is een aantal pensioenfondsen flink in de problemen gekomen. Hun te lage dekkingsgraad – dat is het aanwezige pensioenvermogen in verhouding tot de toekomstige verplichtingen – betekende dat in veel gevallen pensioenen niet konden worden geïndexeerd of zelfs moesten worden gekort. Dit alles maakte de roep om een nieuw en toekomstbestendig pensioenstelsel steeds sterker.

Het akkoord op 5 juni 2019

In 2019 werd hiervoor de basis gelegd, toen de overheid, vakbonden en werkgeversorganisaties een nieuw Pensioenakkoord bereikten. De belangrijkste kenmerken van dit akkoord waren: afschaffing van de doorsneepremie en een flexibeler en persoonlijker pensioenstelsel. Ook werden tegelijk nog wat extra maatregelen aangekondigd, zoals betere afspraken voor mensen met zware beroepen, meer pensioenruimte en (verplichte?) AOV voor zzp’ers en de mogelijkheid om een deel van de pensioenpot ineens op te nemen.

Een ander belangrijk punt, de temporisering van de oplopende AOW-leeftijd, is al in 2020 ingegaan. De AOW-leeftijd van 66 jaar en 4 maanden werd voor 2020 en 2021 bevroren, daarna volgt die nog maar voor 2/3 de oplopende levensverwachting. De kosten van deze maatregel werden geraamd op € 5 miljard.

Het huidige wetsvoorstel

De sociale partners hebben vanuit dit Pensioenakkoord hard gewerkt aan de verdere uitwerking van deze wet. Het WTP werd op 30 maart 2022 gepresenteerd als “een modern, eerlijk en toekomstbestendig stelsel”. Minister Carola Schouten, Tuur Elzinga (FNV) en Ingrid Thijssen (VNO-NCW) benadrukten dat er in dit wetsvoorstel enerzijds sprake is van een eerlijker pensioenstelsel met een beter perspectief op een geïndexeerd pensioen. Anderzijds blijven de oude waarden, zoals de kracht van collectiviteit en solidariteit tussen generaties, behouden.

Het belangrijkste kenmerk van het nieuwe stelsel

Elementair in het nieuwe stelsel is dat de pensioenen straks worden opgebouwd op basis van een beschikbare premie. Daarmee komen de eindloon- en middelloonregelingen te vervallen. Verder worden ook de huidige premiestaffels van de beschikbare premieregelingen losgelaten. In plaats daarvan krijgt binnen elke regeling iedereen, jong en oud, dezelfde premie als percentage van de pensioengrondslag. Zo is men af van het systeem van de doorsneepremie, waarbij jongeren de ouderen subsidiëren. Maar het betekent wel dat jongeren hierdoor meer pensioen opbouwen en ouderen juist minder.

Daarnaast wordt in het nieuwe stelsel het nabestaandenpensioen altijd op risicobasis verzekerd. Dat betekent dat de dekking hiervoor na einde dienstverband vervalt.

Solidariteitsreserve

Vooral voor de middengroepen heeft de overgang naar het nieuwe stelsel een nadelig effect: toen ze jong waren betaalden ze mee voor de ouderen en nu ze richting de ouderen opschuiven krijgen ze minder premie. Voor deze groep wordt een compensatie geregeld.

Daarnaast komt er een zogenaamde solidariteitsreserve. Dit is een collectieve pot als buffer om financiële risico’s en schokken van de deelnemers collectief op te vangen. Deze reserve mag niet meer bedragen dan 15% van het collectieve pensioenvermogen.

Ieder een eigen belegde pensioenpot

Met de toegekende premie kan de werknemer beleggen. Hij krijgt daarmee een eigen pensioenpot, individueler en inzichtelijker dan eerst. Dat betekent enerzijds dat de zekerheid over de hoogte van het latere pensioen vervalt, want dat hangt sterk af van de gerealiseerde rendementen. Maar anderzijds kan een mooi rendement ook leiden tot een hoger pensioen. Zo beweegt het pensioen in het nieuwe stelsel meer mee met de economische ontwikkelingen.

Meer ruimte voor indexatie

Doordat er in het nieuwe stelsel geen gegarandeerde pensioenen meer bestaan, vervalt ook het begrip “pensioenverplichting” bij de pensioenuitvoerders. Ook de “dekkingsgraad” heeft straks geen betekenis meer. In plaats daarvan gaat men werken met het begrip “rendementsverwachting”. Dit zal hoger liggen dan de huidige lage rekenrente. Hierdoor ontstaat er meer ruimte voor indexatie. En juist dat was een van de belangrijkste doelen bij de ontwikkeling van het nieuwe stelsel!

Wat te doen met de bestaande pensioenaanspraken?

Partijen kunnen ervoor kiezen of ze de reeds opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet willen opnemen in het nieuwe systeem. Invaren noemen we dat. Kiest men niet voor invaren, dan blijven de oude rechten gehandhaafd, maar dan moeten de pensioenuitvoerders nog jarenlang met twee administratiesystemen blijven werken. Kiest men echter wel voor invaren, dan betekent het dat ook de zekerheid van de bestaande pensioenrechten op losse schroeven komt te staan.

Daar staat tegenover dat pensioenfondsen die wel voor invaren willen kiezen al in 2022 mogen opteren voor versoepelde indexatieregels. Dit kan via een apart besluit worden geregeld, dat per 1 juli 2022 in werking zou moeten treden. Het heeft dan ook gevolgen voor pensioengerechtigden en slapers.

Andere veranderingen

Deelnemers kunnen vanaf 1 januari 2023 op hun pensioendatum eenmalig een bedrag opnemen: maximaal 10% van de pensioenwaarde. Overigens vervalt dan de mogelijkheid van een hoog/laag-pensioen. Dit was al een onderdeel van het op 13 januari 2021 aangenomen wetsvoorstel “Wet bedrag ineens, RVU en Verlofsparen”.

In het WTP wordt ook de fiscaal gefaciliteerde pensioenruimte voor zzp’ers flink verruimd. Zij zijn nu in de derde pijler aangewezen op de jaarruimte, een aftrek van maximaal 13,3% van de premiegrondslag. In de nieuwe wetgeving wordt dit opgetrokken tot 30%, waarmee dit overeenkomt met de pensioenruimte voor werknemers in de tweede pijler. Dit is echter geen verplichting.

De verplichte AOV voor zzp’ers komt er waarschijnlijk niet, zo heeft destijds minister Koolmees al laten weten. Ook de mogelijkheid om het eigen huis in te zetten als pensioenvoorziening gaat niet door.

Hoe nu verder?

Als het wetsvoorstel nog dit jaar door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen, treedt de nieuwe wetgeving per 2023 in werking. De vier jaren 2023-2026 zijn dan de transitieperiode, waarin de pensioenuitvoerders, al of niet met invaren van bestaande pensioenrechten, het nieuwe stelsel kunnen implementeren. Vanaf 1 januari 2027 zouden alle pensioenregelingen dan aan de nieuwe wetgeving moeten voldoen.

Conclusie

Ondanks dat Nederland een van de beste pensioensystemen van de wereld kent met een totaal pensioenvermogen van bijna € 2.000 miljard, zijn we toe aan een nieuw stelsel. En met de aanbieding van dit WTP-wetsvoorstel is nu weer een nieuwe stap in die richting gezet.

Natuurlijk zijn er critici, die vinden dat ons oude systeem prima is en dat het juist nu, door de mooie beleggingsrendementen en oplopende rente, een verkeerd moment is om het stelsel om te gooien.

Het kabinet zet echter de in 2019 ingeslagen weg door naar een nieuw en toekomstbestendig stelsel, waar we weer vele jaren mee vooruit kunnen.

Uiteraard zullen wij deze ontwikkeling met belangstelling volgen en jou hierover blijven informeren.

Rinus Marinissen

Rinus Marinissen is freelance docent voor Dukers & Baelemans en Fiscaal pensioenspecialist bij de Belastingdienst.

Delen: