Terug naar het overzicht

Zakelijke rente voor de eigen woning bij familielening of lening BV aan DGA

Voor de financiering van de eigen woning sluiten klanten doorgaans een hypotheek af bij een financiële instelling. In dat geval komen de klant en de geldverstrekker de voorwaarden van de geldlening en het rentepercentage op zakelijke gronden overeen. Maar wat nu als ouders een lening aan hun kind verstrekken? Of een BV een lening aan een DGA? In dit artikel lees je hier meer over.

27-07-2021
Edwin Pijpers
8 min.

Als financieel planner of vermogensplanner is het belangrijk om te weten waar je dan op moet letten bij het gehanteerde rentepercentage en de gestelde zekerheden. In dit artikel bespreken we de handreiking die de Belastingdienst over dit onderwerp heeft gepubliceerd. We focussen ons daarbij op de familielening. Daar waar we spreken over de familielening geldt dit echter ook voor de lening van een BV aan een DGA.

Zakelijke rente

De basis voor het vaststellen van de rentevergoeding op bovengenoemde leningen behoort een 'zakelijke rente’ te zijn. Dit is een rente die een financiële instelling onder vergelijkbare omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de looptijd van de renteafspraak en risico’s voor de geldlener in rekening brengt. In de praktijk wordt op deze rente vaak een opslag of afslag toegepast van meestal 25%. Bij een zakelijke rente van bijvoorbeeld 4%, komen partijen dan bijvoorbeeld een rente overeen van 3% of juist 5%. De vraag is echter of de Belastingdienst deze afwijking van de zakelijke rente in alle gevallen terecht vindt en toestaat. Zeker nu het aantal familieleningen de laatste jaren stijgt door (onder andere) de lage spaarrente ziet de Belastingdienst hier streng op toe.

Accountants en fiscalisten hadden veel vragen over hoe zij moeten omgaan met de renteafspraken bij familieleningen en leningen door de BV aan een DGA. Daarom publiceerde de Belastingdienst een handreiking die duidelijkheid geeft over het beleid ten aanzien van de beoordeling van de zakelijkheid van de afgesproken rentevergoeding. De handreiking stamt uit 2020 en is op basis van een Wob-verzoek (Wet openbaarheid van bestuur) vrijgegeven op 21 april 2021. In dit artikel bespreken we de belangrijkste onderdelen van de handreiking.

Aftrekbaarheid rente eigenwoninglening

De Wet IB stelt dat de rente die wordt betaald voor een lening die is aangegaan voor de aanschaf of verbetering van de eigen woning, onder aanvullende voorwaarden aftrekbaar is (Artikel 3.119a Wet IB 2001).

Zoals we hierboven al aangaven, worden in de praktijk familieleningen verstrekt tegen een (op het eerste oog) hogere rente dan de zakelijke rente. De rente voor een eigenwoningschuld is bij de kinderen aftrekbaar in box I. De vordering is bij de ouders belast tegen het forfaitaire rendement in box III. Ouders realiseren op deze manier een hoger rendement dan op een gewone spaarrekening. Vervolgens schenken de ouders vaak (een deel van) de door de kinderen betaalde (hogere) rente aan de kinderen, waarbij zij gebruik maken van de jaarlijkse schenkingsvrijstelling. 

In de handreiking licht de Belastingdienst een aantal toetsen toe die je moet doorlopen om te bepalen of de rente aftrekbaar is. Allereerst moet je bepalen of er sprake is van een geldlening. Een juiste vastlegging van de kredietovereenkomst (waaronder een terugbetalingsverplichting) is dus van belang. Daarnaast moet je vaststellen of er sprake is van een reële rentevergoeding. Met andere woorden past de rentevergoeding bij de risico’s die de geldlener accepteert? En is deze vergelijkbaar met de tarieven van een financiële instelling? Hieronder lichten we enkele toetsingen uit de handreiking toe.

Toetsing en marge op zakelijke rente

Als de uitlener aan de geldlener een renteopslag in rekening brengt omdat voor de geldlening afwijkende voorwaarden of verplichtingen gelden, dan geldt voor deze toeslag een maximum van 0,2% ten opzichte van de zakelijke rente. Een afwijkende voorwaarde is bijvoorbeeld de afspraak dat de schuld vervroegd afgelost kan worden, zonder dat daar een boete voor in rekening gebracht wordt.

Hanteert de uitlener een hogere toeslag dan 0,2%? Dan is de extra toeslag (> 0,2%) voor de geldlener alleen aftrekbaar als de uitlener voor de lening geen zekerheden heeft of op een andere manier bovenmatig risico accepteert bij het verstrekken van de lening. De Belastingdienst beoordeelt in dit geval via een vervolgtoets of de gehanteerde toeslag geaccepteerd wordt.

De vervolgtoets

Er zijn in de praktijk dus omstandigheden die een hogere renteopslag dan de hiervoor genoemde 0,2% rechtvaardigen. Denk hierbij naast het ontbreken van een zekerheidsstelling aan bijvoorbeeld het ontbreken van een aflossingsverplichting of de situatie waarbij er sprake is van een gevestigd eerste recht van hypotheek ten behoeve van een bank.

De vervolgtoets is kort gezegd een analyse van de leningsovereenkomst. Hierbij kijk je naar het soort lening, de looptijd van de lening, de rentevaste periode en de geboden zekerheden. Het overeengekomen rentepercentage toets je aan het gangbare zakelijke rentepercentage bij de meest vergelijkbare lening bij een financiële instelling. Deze zakelijke rente vormt de basis voor de beoordeling van de zakelijkheid van de afgesproken rentevergoeding.

Laatste fase van de toetsing

Als de zekerheden er niet (voldoende) zijn en/of het risicoprofiel onzekerheden kent, kan dit een hogere rente rechtvaardigen. Als de vastgestelde zakelijke rente lager is dan het daadwerkelijk overeengekomen rentepercentage, dan is het meerdere niet aftrekbaar. Verder zijn eventuele afsluitkosten bij het verstrekken van een familielening alleen aftrekbaar als de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en direct verband houden met de geldlening bestemd voor de eigen woning.

Zakelijke kwalificatie onzeker

De vraag blijft overigens wel of een lening waarbij zekerheden ontbreken überhaupt als zakelijk is te kwalificeren. Zijn er geen partijen in de markt die de lening ook zonder zekerheden zouden hebben verstrekt? Dan is dit lastig te onderbouwen. Voor een zakelijke rente lijkt de gang naar de notaris dan ook te adviseren. Zeker als de familielening bijvoorbeeld in combinatie met een bancaire hypotheek wordt verstrekt.

Voorbeeld uit de handreiking

In de handreiking bespreekt de Belastingdienst een voorbeeld waarbij zij verwijst naar eerdere rechtspraak over dit onderwerp. In dit voorbeeld was er nauwelijks tot geen risico dat de lening niet zou worden terugbetaald. Er was echter geen zekerheid geboden. De meest vergelijkbare marktrente voor een lening met zekerheidsstelling was op dat moment 3%, terwijl de rente voor de familielening op 9% was vastgesteld. Het ontbreken van zekerheid rechtvaardigde in dit voorbeeld geen renteopslag van 6%. De rechtbank vond 4,5% rente in dit geval reëel.

Conclusie

Er is een geringe marge in het vast te stellen rentepercentage voor familieleningen, namelijk 0,2% op de meest vergelijkbare zakelijke rente. Is de rente hoger dan zal moeten worden gekeken naar de voorwaarden in de overeenkomst zoals de aflossingsvorm, zekerheden en betalingscapaciteit van de geldnemer. Dit bepaalt of een hogere rente is te onderbouwen. Als dit niet zo is, dan is het bovenmatige deel van de rente niet aftrekbaar.

De in de praktijk vaak gehanteerde marge van 25% op de zakelijke rente, wordt dus door de Belastingdienst niet gevolgd. Evenmin wordt voor de Inkomstenbelasting aangesloten op het rentepercentage van 6% dat is vermeld in artikel 10 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956.

Jouw adviespraktijk

In je dagelijkse adviespraktijk kom je ongetwijfeld situaties tegen waarbij een familielening of een lening van een BV aan de DGA een rol speelt. Het is van belang dat je bij de vaststelling van het rentetarief nadrukkelijk kijkt naar de feiten en omstandigheden met betrekking tot deze geldlening. Deze zijn namelijk voor de Belastingdienst van belang bij de beoordeling van de aftrekbaarheid van de rente voor de geldlener.

Een gang naar de notaris is voor genoemde leningen niet verplicht. Wel is het belangrijk om afspraken goed en eenduidig vast te leggen. Als de lening verstrekt wordt in combinatie met een bancaire geldlening, is een gang naar de notaris wel aan te bevelen.

Meer weten?

Wil je meer weten over dit onderwerp? We behandelen dit onderwerp uitgebreid tijdens de Leergang Vermogensplanner, Leergang FFP en de verkorte leergang FFP (EFA).

Edwin Pijpers Dukers & Baelemans
Edwin Pijpers

Edwin is financieel planner bij SPMS, het beroepspensioenfonds voor vrijgevestigde medisch specialisten en freelance docent bij Dukers & Baelemans

Delen: